Achtergrond

Een psychose is een psychiatrische aandoening waarbij iemand een verminderd vermogen heeft om onderscheid te maken tussen de objectieve werkelijkheid en de subjectieve eigen denkbeelden en fantasieën (verminderd realiteitsbesef). Er zijn verschillen in ernst of frequentie en het soort symptomen dat op de voorgrond staat. Kenmerken zijn bijvoorbeeld wanen en hallucinaties (positieve symptomen). Deze symptomen gaan ook vaak gepaard met desorganisatie van denken, gedrag, spraak en cognitieve problemen. Daarnaast kunnen er ook negatieve symptomen zijn, zoals bijvoorbeeld apathie en teruggetrokken gedrag (Vingerhoets, Bak en van Amelsvoort, 2016). Deze symptomen hebben vaak ingrijpende gevolgen voor de persoon en diens omgeving. Een psychose veroorzaakt veel stress, en kan tot automutilatie, agressie, sociaal-terugtrekgedrag, verwaarlozing en suïcidaal gedrag leiden.

Jongeren en jongvolwassenen met een LVB lijken een hoger risico te hebben op het ontwikkelen van een psychotische stoornis (prevalentie = 2.7% – 8.6% bij volwassenen met een (L)VB). Er zijn verschillende verklaringsmodellen voor dit verhoogde risico, waarbij zowel biologische, psychologische als omgevingsfactoren een rol spelen. Enerzijds hebben mensen met een LVB mogelijk een verhoogde kwetsbaarheid voor het ontwikkelen van een psychotische stoornis onder invloed van stress (stress-kwetsbaarheidsmodel), aangezien ze een grotere kans hebben om (vaker/meerdere) stressvolle gebeurtenissen mee te maken (o.a. traumatische ervaringen, levensgebeurtenissen, opgroeien onder moeilijke omstandigheden). Anderzijds, kan vanuit een ontwikkelingsperspectief verondersteld worden dat psychose een gevolg is van maladaptieve coping bij overbelasting of stress bij een persoon met een problematische regulatie van arousal en affect (Bradley, 2000). Mensen met een LVB beschikken vaker over cognitieve beperkingen die kunnen bijdragen aan het ontstaan van een psychose, zoals bijvoorbeeld moeite hebben met het houden van overzicht, moeite met het begrijpen van intenties van anderen, moeite met (sociale) informatieverwerking en de neiging tot jumping to conclusions (Vingerhoets, Bak en van Amelsvoort, 2016). Verder weten we dat bepaalde factoren die relatief vaker voorkomen bij mensen met een LVB, zoals bijvoorbeeld geboortecomplicaties, hersenafwijkingen (epilepsie) en diverse syndromen (o.a.het 22Q11.2-deletiesyndroom), ook gerelateerd zijn aan een verhoogd risico op het ontwikkelen van een psychose (biologisch-genetisch kwetsbaarheidsmodel).

Soms wordt bij iemand met een LVB ten onrechte een psychotische stoornis vastgesteld. Dan is er meestal niet goed gekeken naar het sociaal-emotioneel ontwikkelingsniveau van deze persoon en worden bijvoorbeeld fantasieën verward met wanen of is het toch vooral een reactie op overvraging (bijvoorbeeld bij jonge mensen waarbij de LVB nog niet herkend is).

Professionals en familieleden die veel met deze mensen omgaan, vinden het soms best lastig om in te schatten wat je wel en niet moet doen bij iemand met een psychose.  Het is belangrijk dat professionals en familieleden meer en praktische kennis krijgen over het herkennen en de omgang met jonge mensen met een psychotische stoornis en een LVB.  

Doelstelling 

Deze werkgroep wil bestaande kennis over psychotische stoornissen bij jonge mensen met een LVB bundelen en vertalen in praktische tools voor professionals die dagelijks werken met jongeren en jongvolwassen met een (verhoogd risico op) psychose.


Werkwijze/Producten

De werkgroep werkt momenteel aan:

De werkgroep denkt er over om na het afronden van de handreiking te gaan werken aan: 

De werkgroep bestaat uit behandelaren van jongeren en/of jongvolwassenen met LVB, uit verschillende GGZ- en LVB-zorgorganisaties in Nederland. Allen hebben affiniteit en ervaring met jonge mensen met een LVB en psychotische stoornissen.